Gedicht bij gelijknamige bronzen sculptuur van MaRf
NACHTAVOND
Een hand, een stilte, een gebaar.
Klei, klei, fragiel,
gebroken, gelijmd.
Tijdeloos in de nacht
vreest een hand zichzelf.
Maar de nacht is kil en koud,
vol vreemde voorwerpen
die zichzelf herkennen.
Verdwalend en zwevend
zoeken ze samen de toekomst.
Maar laat ons dromen
wegnemen en meenemen
en in een oerkreet vergeten
wat eens schoon was om
later mooi te worden.
Een postuur, een beeld, een stuk
van klei, een portret,
een gezicht, een mezelf...
om te belanden op een schouw
of op een vuilnisbelt.
Who knows?
André Naessens
september 2003