Gedicht bij gelijknamige sculptuur van MaRf
Voor haar geen glazen straatje
in haar oor de gebroken liefde, hees
gefluisterd na het sprankelend glas
waarin geremde passie opborrelde,
verdampte tot zout op de wangen.
banden los, handen boetseren, kneden
haar borsten en dijen. in de fiere hals
honderd koosnaampjes getatoueerd
die ze met ieder gevallen blad vergeet.
ze blijft ontvangen, zal nooit de rug krommen,
de neus uit de wind houden. bij het ontwaken
verbant zij de verbeelding. naast haar zijn adem
uitgeblust, handen op haar heupen gebrand.
Luc.C.Martens