Gedicht bij gelijknamige keramisch sculpturen van MaRf
het corset aangespannen; heupen omhoog,
de kap ongekreukt, haren weg, enkel huid.
in al haar vormen vrouw, vroom in het landschap
van zwarte gordijnen waarin ik de weg verlies
zij verjaagt meeuwen, voedt raven en eksters,
spaart geen kruimel voor het kind dat verhoopt
maar nooit geboren wordt. ze heeft Hem lief,
aanbidt Zijn kruis, stijgt uit boven zichzelf
sierlijk als een cobra op de klanken van het orgel.
op de catwalk van de middenbeuk straalt zij
de ogen hoog, schrijdt zij voorwaarts, levenslang
een symfonie van zwart en wit, altijd mode.
Luc C. Martens